De alpaca

De alpaca komt oorspronkelijk uit het Andesgebergte in Zuid-Amerika, voornamelijk uit Peru. Alpaca’s leven op grote hoogte, boven 3000 meter, waar grote verschillen voorkomen in etmaaltemperatuur. Overdag is het soms wel 30 graden boven nul, terwijl het ’s nachts 25 graden kan vriezen. Daarom hebben alpaca’s een vacht die bijzonder goed isoleert en die bescherming biedt tegen deze grote verschillen.
De schofthoogte van een alpaca is tussen de 80 en 95 centimeter. De vacht van een alpaca is wollig en verhaart niet. Alpaca’s eten vooral mals gras. In de winter eten ze hooi en brokken. Om hun huid en vacht te verzorgen rollen alpaca’s graag in het zand. Alpaca’s blaten niet en doen ook niet aan boegeroep. De voornaamste communicatie is hummen. Als er gevaar dreigt kunnen alpaca’s ook heel hoog en schel hinniken. Een alpaca mannetje noemt men hengst of macho, een vrouwtje merrie of hembra. Een jong noemt men veulen of cria en een gecastreerde alpacahengst noemt men ruin.
Alpaca’s worden jaarlijks geschoren, het liefst in het voorjaar (mei, juni), zodat het dier geen last krijgt van de warmte en jonge dieren goed kunnen drinken. Een alpacavacht weegt tussen de 3 a 5 kilo per jaar. Bij de jaarlijkse scheerbeurt worden, indien nodig, ook de tanden geslepen en de teennagels bijgeknipt.
Alpacawol is een zeer luxe wolsoort, te vergelijken met cashmere en mohair. Het is niet te vergelijken met schapenwol, omdat alpacawol fijner, elastischer, sterker en glanzender is. De reden dat alpacawol zoveel fijner voelt dan schapenwol heeft te maken met de diameter van de vezels. Hoe lager het getal hoe fijner de wol en hoe hoger de kwaliteit. Dit getal wordt de micron count genoemd. Voor volwassen dieren is een getal lager dan 25 gewenst. Alpacawol mist lanoline en daarom kan de wol met milieuvriendelijke zeep gewassen worden. Hierdoor wordt het milieu minder belast.
De alpaca komt voor in 22 verschillende kleuren of tinten. Klik hier om de kleurenkaart te bekijken.